Interpretatie: | Bij 98 % van de feochromocytoom patiënten zijn catecholamines in de urine verhoogd; in ongeveer 50 % van de gevallen beide catecholamines, in 40 % alleen noradrenaline en in minder dan 10 % van de gevallen alleen adrenaline (meestal is het dan extramedulaire feochromocytoom).
Bij herhaalde normale catecholamine uitscheiding en blijvende verdenking kunnen ook metanefrines in plasma worden bepaald. Aangezien we de catecholamines in urine zelf (goedkoop) kunnen doen en de metanefrines in plasma moeten opsturen (dure analyse met LCMSMS) heeft de eerste bepaling de voorkeur.
De cut-off grens voor de referentiewaarde is gebasseerd op een hypertensieve populatie zonder maligniteit.
Voor onderzoek naar neuroblastoom verdient VMA/HVA (catecholamine metabolieten) de voorkeur. |