Indicatie: | Diffuse intravasale stolling, Leverfalen. |
Eenheid: | g/l |
Referentiewaarden: | 2,0 - 4,5 g/l
Tijdens de zwangerschap geleidelijk toenemend tot in de 40e week: 3,0 - 5,8 g/l |
Interpretatie: | Een verlaagd fibrinogeen wordt aangetroffen bij:
- Synthesestoornissen: leverziekten, a-/dysfibrinogenemie
- Verlies: bloedingen
- Verbruik: DIS, fibrinolyse.
De stolfunctie is verminderd bij een fibrinogeen <1,0 g/l.
Verhoogd fibrinogeen is veelal aspecifiek tgv een acute fase reactie bij ontsteking, trauma, operatie. |
Testeigenschappen: | Een fibrinogeen onder de 0,6 g/l wordt gerapporteerd als <0,6 g/l.
Fibrinogeenbepaling is ongevoelig voor Rivaroxaban (gemeten tot 472 ng/ml), Apixaban (gemeten tot 452 ng/ml), Dabigatran (gemeten tot 550 ng/ml) en Edoxaban (gemeten tot 143 ng/ml). |
Doorbelgrenzen: | |
Bronvermelding: | Referentiewaarde overgenomen van bijsluiter firma.
Stabiliteit bij kamertemperatuur en koelkast uit validatierapport. |