Interpretatie: | Het ei-wit van het ei bevat meer dan 40 verschillende soorten proteines/eiwitten en het ei-geel meer dan 20 soorten eiwitten. Ovomucoid (nGal d1) is het belangrijkste allergeen in ei-wit, het is een stabiel, hitte- en zuur resistent eiwit. Daarnaast zijn ovotransferine (conalbumine), ovoalbumine en lysozyme belangrijke allergenen.
Er bestaat enige kruisreactiviteit tussen de eiwitten uit het ei-wit en het ei-geel, maar vaak zijn het separate eiwitten. Omdat ei-wit in andere voedingsproducten worddt verwerkt dan ei-geel is het maken van dit onderscheid relevant. Bij een beperkte groep allergiepatienten is kruisreactiviteit aangetoond tussen eieren van kip, eend kalkoen en gans. Verder is er beperkte kruisreactiviteit tussen kippenei en kippenvlees.
De klinische verschijnselen van kippenei allergie zijn atopische dermatitis, erytheem, urticaria, angioedeem, braken en diarree. Met name bij volwassenen kunnen ook (of soms solitair) respiratoire klachten optreden, vooral als de primaire sensibilisering tegen kippenveren, kippenmest of kippenserum is gericht; dit is het zgn. bird-egg syndroom. Bij kinderen bestaat een directe reactie binnen enkele minuten op kippenei (IgE gemedieerd) en een trage reactie met na 1 a 2 dagen verergering van de huidaandoening (waarschijnlijk T-cel gemedieerd). |
Bronvermelding: | Homburger HA: Chapter 53: Allergic diseases. In Clinical Diagnosis and Management by Laboratory Methods. 21st edition. Edited by RA McPherson, MR Pincus. WB Saunders Company, New York, 2007, Part VI, pp 961-971 |