Interpretatie: | Ziekteverschijnseleln geassocieerd met blootstelling aan vogels zijn extrinsieke allergische alveolitis, asthma, rhinitis, ornithose (microbiele infecties overgedragen op de mens). Extrinsieke allergische alveolitis, duivenmelkerslong, vogelhouderslong of boerenlong kenmerkt zich door ontsteking van longparenchym in de bronchiolen en alveoli. Het ontstaat na intensief contact met stof, veren of mest van vogels: duif, parkiet, papagaai, kanarie. De blootstelling ervan resulteert in de vorming van verschillende precipiterende immuunglobulines, waarbij het aantonen van specifieke antistoffen tegen IgG de hoogste sensitiviteit en specificiteit hebben (zie hiervoor precipitines; PRE).
In de gevallen waarbij alleen sprake is van rhinitis, conjunctivitis en astma heeft sIgE een hogere sensitiviteit dan IgG. In dat geval sIgE aanvragen tegen veren, mest (feces) en evt epitheel van betreffende vogel.
Indien sIgE negatief en blijvende verdenking dan eventueel huisstofmijt aanvragen; in de veren van voliere vogels komen zowel dermatophagoides pteronyssinus (d1) als dermatophagoides farinae (d2) voor.
Bij IgE gemedieerde allergie tegen kippenveren bestaat de kans op allergie tegen ei-geel (vogel-ei syndroom). |
Bronvermelding: | Homburger HA: Chapter 53: Allergic diseases. In Clinical Diagnosis and Management by Laboratory Methods. 21st edition. Edited by RA McPherson, MR Pincus. WB Saunders Company, New York, 2007, Part VI, pp 961-971 |